Nederduitsch tijdschrift: 18641864 |
Common terms and phrases
Aeschines alles Amphissa Archont Atheners Attica Baasrode Ctesiphon deed Demosthenes dichter dien Dietsche DOORNBLOEM DRIES DROOGHERT duitsch duizend eener eenige fransche gansch geest gelijk Gemeenebest ging goed groote hebt gij HEDWIG heerlijkheid hert hetgeen hoogduitsch Hopen hunne iemand iets indien Isegrim Ivane JAN FERGUUT Kerk koning Kovaleff kunst kwam kwijtbrief laten LEENE leven lief liefde Majoor maken meester menschen Mijnheer moest NEDERDUITSCH Neen neus nogtans onze oogen oude Philippus platduitsch regt Reinaard Reinaert Reineke REINHART ROOSJEN ROSALIE LOVELING Samber scheen schoon Schuringh slechts spreken stad stem stond taal Tannen tenor terwijl thans Thebanen tooneel tuil tuschen tusschen URSULA uwen vader veur vijand Vlaamsche volk VOLKAART vrouw waarheid waarom wanneer want weet Welnu wezen wierd wilde WOLFHART woorden zaak zegde zeggen zegt zelfs zelven zien zijde zijner zijt zingen zoon zooveel zoĆ» zoude zulke zult Zwartsbergen