Woordenlijst voor de spelling der Nederlandsche taal: met aanwijzing van de geslachten der naamwoorden en de vervoeging der werkwoorden |
Other editions - View all
Common terms and phrases
aaneen aange achtervoegsel achtiger achtigst afge baarder baarst bakken beteekenis bijeen bijw bijwoord biljart boomen boompje digst doorge draaide dreven DRUIL duwde eieren genooten geslacht gleden goed gooide goten GRIJZELEN Grondbeg halers hamers hanzen hartiger hartigst heden heesch huizen ijzers inge jaagde kaardde kamers kladde klinkers knechts koopers koppen krooien kroop kruide kuipen kwam lieden liep lijker lijkst lommerd loost looze loozer losge maken makers manden mede meest waardig messen mijten moediger moedigst nage neder nesten nootje omge omhoog omlaag omver onze opge persoon plaatsen plant pooten rattenkruit rond samen samenstellingen schappen scheepsw schoten slopen smeten sneden speldde spellen spelling sprong staken steenen stiet stof stofnaam stokken stootte streken sulde teekens toege touwen trok tusschenw uitge uitspraak vast visch vlocht vlogen voort waardiger waardigst wegge WIJS winkels woei woorden zaamst zamer zaten zeilde zieker ziekst zinniger zinnigst zopen zuchtiger zuchtigst