Page images
PDF
EPUB
[ocr errors]

en waarop tevens menige dwaasheid vermeld stond. Tot de voorstellingen werden b. v. uitgenoodigd „all the nobility and gentry of the neighbourhood"; 't orkest, bestaande uit een piano, werd gedirigeerd, zoo heette het bij de aankondiging, door signore Aldrichi", in goed Engelsch „lieutenant Aldrich", die, zooals wij zien zullen, nog andere dingen verstond dan pianospelen. Tot zoover echter thans over dit amusement. Niet zelden ook werden weder op andere avonden door de bemanning ernstige en luimige verzen voorgedragen, werd er gezongen en muziek gemaakt of wist men voor eenige andere afwisseling in de winter-amusementen te

zorgen.

Wat de koû betreft, deze was in de warme kleeding en in het warme schip niet zeer hinderlijk. Des te erger was zij bij 't doen van waarnemingen in de sneeuwhutten of buiten boord. Ook bij de wandelingen of exercitiën en andere werkzaamheden bevroor niet zelden bij dezen of genen het een of ander gedeelte van het lichaam; vooral neus of wang hadden het zwaar te verantwoorden, doch meestal had dit bij spoedige verzorging geen verdere gevolgen.

Wat de duisternis betrof, deze was niet gelijk te stellen met die van een stikdonkeren middernacht. Helder sterrelicht van boven en een witte sneeuwlaag beneden temperden deze aanmerkelijk. Den 22 December kon men goede romeinsche letters ter lengte van een duim, als men ze niet te ver hield, gemakkelijk lezen; de ledige blikken en kisten, welke men ter aanwijzing van het exercitieveld had neergelegd, kon men op ellen afstand zien. Doch van den anderen kant, er vertoonde zich niet het minste schijnsel, waaruit men de plaats der zon zou kunnen opmaken ;

ook was het zelden zoo licht, dat iemand slechts even buiten het terrein kon gaan, dat door bovengenoemde blikjes en kisten was afgepaald.

De maan werd gewoonlijk met vreugde begroet en bij haar helder schijnsel konden eenige officieren zich ongeveer een à twee mijlen van het schip verwijderen.

Doch thans genoeg van den winter. Ook aan den langen poolnacht kwam een einde en met de lente begonnen de sledetochten, waarmede ik den lezer thans nog een oogenblik wensch bezig te houden. Reeds in 't najaar had men zich daarin geoefend. De noodige depôts waren neergelegd; aan den omgang met sleden en honden had men zich gewend; het waden door de sneeuw kostte minder moeite dan vroeger. Ook wist ieder thans bij ondervinding, welke kleêren hem op zulke tochten het gemakkelijkst zaten en had hij nog vele andere kleinigheden opgemerkt, welke iemand alleen door de praktijk kan leeren. In 't voorjaar van 1876 zouden nu de groote sledetochten beginnen. Van de Discovery uit werden Lady Franklin-baai, Petermanns-fjord en een gedeelte van Groenlands Westkust met sleden bezocht. Ook werden verscheiden tochten in noordelijke richting gedaan, om gemeenschap met de Alert te openen en die gemeenschap te onderhouden. Van meer gewicht echter waren de tochten, van de Alert-haven uit ondernomen. Onder aanvoering van onzen pianist, luitenant Aldrich, ging een deel naar het Westen; onder bevel van luitenant Beaumont werd een tweede tocht naar het Noordoosten ondernomen, terwijl een derde expeditie, onder bevel van de luitenants Markham en Parr van de plaats, waar men in 't najaar van 1875 depôts had neêrgelegd (Kaap Joseph Henry), in zuiver noordelijke richting op weg ging.

Zij zullen wel een eigenaardig gezicht opgeleverd hebben die sleden, toen zij op de ijsvlakte tot vertrekken gereed stonden, alle versierd met vlaggen, door Engelsche jonge dames gewerkt en aan de expeditie ten geschenke gegeven.

Over de resultaten, door die sledetochten met ongeveer 60 man ondernomen verkregen, spreken wij later. Thans wenschen wij den lezer in 't algemeen een denkbeeld te geven van de wijze, waarop zij plaats hadden en van de moeielijkheden, daaraan verbonden. Wij worden daartoe het best in staat gesteld door de beschrijving, welke de aanvoerder der Noordelijke expeditie, kapitein Markham, daarvan in 't Geographisch genootschap te Londen heeft gegeven.

Markham had ongetwijfeld den moeielijksten tocht te volbrengen. Aldrich en Beaumont volgden de kust, doch Markham moest over den pooloceaan noordwaarts zien te komen. - En hoe zag die Oceaan er uit!

Onafzienbare massa's ijs van elke grootte en gedaante vormden een veld, welks oneffenheid en sneeuwmassa's, tusschen de ijsheuvels in, men eerst goed te zien kreeg, toen men den tocht begonnen was. Te recht had kapitein Nares voor dit gedeelte van den pooloceaan een nieuwen naam uitgedacht en sprak hij van Palaiocrystic Sea," zee van oud ijs. Dat ijs, meende hij, van zoo reusachtige afmetingen, verteerd en verweerd, moest van ouderen datum zijn dan 't paken drijfijs in 't Zuiden. Het deed volstrekt niet denken aan een open poolzee, waarvan Hayes en Kane en ook nog sommigen van de bemanning der „Polaris" hadden gesproken.

Doch laten wij Markham thans op zijne reis vergezellen. Wij deelen eerst iets mede over de levenswijze, op

die sledetochten gevolgd, en daarna over het werk, daarmede verricht. Ook deze schijnbaar onbelangrijke kleinigheden komen bij de beoordeeling van het poolvraagstuk te pas en zijn ook bovendien, hopen wij, de aandacht der lezers niet onwaardig.

De sleden waren, wat men achtmanssleden noemt. Zij waren beladen met een gewicht van 1700, zoodat ieder man een gewicht van ruim 200 te trekken had. De tenten waren 17 voet lang en bevatten zooveel ruimte, dat ieder man er gemakkelijk in kon liggen slapen; over dag was men gekleed in duffel en 's nachts sliep men in duffelsche slaaprokken.

Driemaal daags werd er gegeten. Het ontbijt, bestaande uit cacao en pemmican, werd op bed genomen. Bij de luncheon gebruikte men warme thee, 4 oncen spek en wat beschuit, doch het weer was dikwijls zoo koud, dat men den waterketel haast niet aan 't koken kon krijgen en dat men inmiddels stevig op en neêr moest wandelen, om niet door de vorst bevangen te worden. De eerste drie of vier weken was het spek zoo hard bevroren dat men het in de thee moest smelten, waardoor de thee spoedig genoeg afkoelde en in een soort van soep veranderde. Na 10 of 12 uur gewerkt te hebben gebruikte men het avondeten. Dan werden de pijpen aangestoken en werd aan de niet-afschaffers eenige sterkedrank geschonken. Over dag verkozen de meesten verreweg thee boven grog, welken zij ook hadden kunnen krijgen. Gewoonlijk hadden de mannen een ondragelijken dorst, welken men daarom moeilijk kon stillen dewijl het water, ofschoon zij het in flesschen deden, welke zij aan de binnenzijde hunner kleederen droegen, toch telkens bevroor. Het schenken van thee, behalve op de vastgestelde tijden,

werd onmogelijk gemaakt door den geringen voorraad brandhout en het tijd verlies, 't welk daarmede gepaard ging. De nacht werd in de sleden naar omstandigheden doorgebracht. Soms was de koude zoo groot, dat de reizigers niet konden slapen. De dekken van hun bed waren bevroren, en als deze ontdooiden door de warmte van hun lichaam, werden zij letterlijk nat. Als zij 's morgens hun kleeren weêr aantrokken heerschte er vrij wat vroolijkheid, daar hun duffels zoo stijf en hard waren geworden. De laagste temperatuur, binnen de tenten opgeteekend, was - 25° F.

En nu het werk, dat verricht werd.

-

Het lastige ijs, waarover de tocht ging, het zware gewicht, dat zij te trekken hadden, n.l. de sleden en nog daarenboven twee booten, welke men had medegenomen voor 't geval open water ontmoet werd, dit alles deed de reizigers slechts langzaam vorderen. Breede ijsschollen waren het gemakkelijkst over te trekken, maar deze ontmoette men slechts zelden. In plaats daarvan had men te worstelen met smalle, zware schotsen, omgeven door breede gordels van zonderlinge heuvels of bulten, 15-20 el hoog en van een breedte, die van 20 el tot een kwart of een halve mijl verschilde. Rondom deze heuvels lagen diepe sneeuwmassa's, welke zij dikwijls tot aan hun vest moesten doorwaden. Anders lag de sneeuw gewoonlijk twee of drie voet diep. Hoe noordelijker zij kwamen, des te grooter werden de heuvels, totdat op 't verste punt, dat zij bereikten, n.l. 83° 20′ 26”, de heuvels op elkaar gedrongen waren tot een volmaakt labyrinth, waarover men met de sleden onmogelijk heen kon komen. Wanneer men nu nog weet, dat de reizigers door het hooge, steile ijs dikwijls met bijlen voor de

« PreviousContinue »