Page images
PDF
EPUB

Maria was zoo goed roomsch, dat Kerkerink naderhand, om haar te kunnen trouwen, van luthersch katholiek is moeten worden. Uw Auerbach's Olympia is een vrijdenkster en een blaauwkous; een blaauwkous ja, met inkt aan haar vingers, zoo vlijtig korrigeert ze de Latijnsche verzen van mijn leerlingen! Noemt ge het zamenflansen van zulk een boek, noemt ge dat Duitsche degelijkheid? Ik noem het Moffrikaansche apenkool!"

„Jawel, dokter, jawel. Auerbach had naauwkeuriger moeten zijn. Maar hij geeft zijn lezers toch een denkbeeld, hoe Spinoza langzamerhand Spinoza kan geworden zijn. Het overige kan mij minder schelen."

[ocr errors]
[ocr errors]

voer

Maar voor den d-der, Bisschof, hoe zou het u smaken, zoo er apropos van Spinoza een karikatuur van u gemaakt werd, waar de honden geen brood van zouden eten?" Van den Ende uit. Wat is er met mij gebeurd, en wie ben ik? Om dat te weten te komen, behoeft men toch waarachtig geen toovenaar te zijn! Toen ik in 1640 te Amsterdam ben komen wonen..."

,,U zegt, dokter?"

[ocr errors]

,,Ik zeg, dat toen ik met mijn eerste vrouw in 1640 te Amsterdam ben komen wonen, ik een volwassen Antwerpenaar was, opgevoed door de Jezuiten in Den Haag. De geheele wereld weet, dat ik geen priester ben willen worden om dezelfde reden, waarom in dit protestantsche land honderd anderen, die voor dominé werden opgeleid, zijn overgegaan bij het onderwijs, zooals ze over vijfentwintig jaar bij de journalistiek zullen overgaan. Of zoudt ge niet denken, Bisschof, zoo er van uw groote courant nog eenmaal iets komt, dat in den eersten tijd uw redaktie-bureau zal zamengesteld zijn uit jonge joden, en daarna uit jonge predikanten?"

„Ik zou de jonge predikanten niet afstooten, dokter, maar de jonge joden zouden mijn ideaal zijn. Een kleine, volledige, joodsche kolonie."

[ocr errors]

,,Des te beter; de joden zijn voor courantier in de wieg gelegd. Nu, twee en dertig jaren lang heb ik te Amsterdam aan het hoofd gestaan, niet van een joodsche kolonie, maar van een gymnasium, waar ik onderwijs gaf in de medicijnen (te Leuven gepromoveerd, mijnheer!), in de theologie, in de filosofie. Lees wat tijdgenooten over mij geschreven hebben! Wat door hen gezegd is tot lof van mijn methode voor het onderwijzen van geleerde talen! Aan gereformeerde jongelui

134 DOKTER VAN DEN ENDE VERHAALT ZIJNE LEVENSGESCHIEDENIS.

leerde ik de gereformeerde leer, aan lutheranen de luthersche, aan roomsche de katholieke, aan christenen het Nieuwe, aan joden het Oude Testament. Waren er mohammedanen geweest, ik zou hun den Koran geleerd hebben. Ieder kon bij mij zooveel botanie, zooveel anatomie, zooveel pathologie, en daarbij zooveel Arabisch, Hebreeuwsch, Grieksch en Latijn komen opdoen, als hij verlangde; en op die wijze is ook de jonge Spinoza mijn leerling geworden. Twee en dertig jaren lang, mijnheer, heb ik door onderwijs geven voor mij en de mijnen het dagelijksch brood verdiend! Er waren er, die mij een atheist noemden, omdat ik in het geloof een ieder bediende naar zijn smaak. Maar ik ben geen erger atheïst dan de onvolprezen Giordano Bruno geweest is; en evenals bij Giordano Bruno is ook bij mij levenslang, de studie van de filosofie zamengegaan met die van de sociale politiek. Spinoza is met de jaren een droomer geworden, een keutelaar, een zelfzuchtige brillenslijper, bang om bij zijn leven zijn boeken te laten drukken. Ik, ik ben voor de toepassing van mijn denkbeelden nooit teruggedeinsd. Mijn tijd zou komen, dit wist ik, en hij is gekomen. Toen de Franschen in 1672 hier tegen de Oostenrijkers waren komen vechten, en de Oostenrijkers tegen Lodewijk XIV een Europesche koalitie op touw hadden gezet, heb ik daarvan partij getrokken, om in het noorden van Frankrijk een sociaal-demokratische republiek te gaan stichten. Een even praktisch, als verheven en edelmoedig plan, door elendelingen verraden, door den Franschen tiran in bloed gesmoord. Lees hetgeen daaromtrent staat opgeteekend in de jaarboeken der wereldgeschiedenis! En wat doet thans uw Auerbach, elendeling van den nieuweren tijd? Van mij, Frans Affinius van den Ende, stichter van de republiek der toekomst, martelaar van mijn geloof aan de sociale demokratie, maakt hij een esthetischen lagchebek, een smulpaap van het skepticisme! Hij laat mij een schaakbord present sturen door Jan de Witt, aan mij, die levenslang Jan de Witt verfoeid heb als den onverbeterlijksten aristokraat en despoot, die ooit den naam der republiek onteerd en bezoedeld heeft! Uit den schedel van een orthodoxen dominé, wiens lijk ik van de snijkamer zou gestolen hebben, laat hij in 1648 mij een tegen Mozes, Christus en Mohammed gerigt schotschrift voor den dag halen en aan Spinoza in handen geven, dat nooit bestaan heeft, dat door Voltaire verzonnen is! Hij laat mij sterven aan de galg, ja, maar met de leugen op de lippen, dat ik

naar Frankrijk ben gegaan in de dienst van Jan de Witt of Willem III! Is dat niet om razend te worden? Schreeuwt het niet om wraak? Verwondert het u, dat zoo ik dien Auerbach hier vóór mij had staan, ik hem naar de keel vliegen en hem ver worgen zou?...."

XV

LETTER- EN ZEDEKUNDIGE ONDERSTELLINGEN.

Hoe leerzaam dokter Van den Ende's onderhoud zij, wij zijn genoodzaakt, den monomaan voor eene wijl met Salomon Bisschof alleen, en dezen onder den indruk te laten van de vlammende blikken, waarmede de Frans Affinius der 19de eeuw, dood en verderf zwoer aan den lasteraar van zijn ander ik in de 17de. Een kalmer schouwspel vraagt onze aandacht: de oude heer David Bruce, Amsterdam, Keizersgracht bij de Leliegracht, onder zijne studeerlamp heengebogen over een handschrift van boomschors, overdekt met hiëroglyfen.

Wanneer David Bruce dit manuskript openslaat, dan vormt het eene afhangende, lange strook van verscheiden Nederlandsche ellen, twee palm hoog. Digtgevouwen gelijkt het een groot-oktavo boek. Het is gevat tusschen twee plankjes, en omwoeld met een koord, uit kokosvezels vervaardigd. Koord en plankjes zien zoo zwart als roet, de bladen bruin. In kleine, open vakken, tusschen de letters, komen donkerroode afbeeldingen van dieren of menschelijke monsters voor.

Zijn die letters werkelijk Egyptische hiëroglyfen?

Neen, gelukkig! Tot David Bruce's voldoening hebben de mannen der wetenschap, aan wie hij zijn handschrift vertoonde, dit uitgemaakt. Hij heeft het gekocht op eene vendutie, uit de nalatenschap van een koopvaardij-kapitein; en het zou zijne ingenomenheid verminderd hebben, indien het Egyptisch geweest was. De aardigheid voor een taalgeleerde is, een handschrift te bezitten, hetwelk niemand lezen kan; ook hijzelf niet. Sedert in het begin der eeuw bekwame mannen de opschriften van pyramiden en obelisken ontcijferden, was er aan het Egyptisch niet veel bijzonders meer.

Maar in welke andere taal was dan het manuskript verv at dood of levend?

In den loop der twee of drie jaren, sedert hij van deze zeven Nederlandsche ellen boomschors eigenaar geworden was, had David Bruce het onmogelijke gedaan, om achter dit geheim te komen. Doch te vergeefs.

Te naijverig op het bezit van zijne schat, om dien toe te vertrouwen aan trekschuitschippers of diligence-kondukteurs, was hij er in persoon de Nederlandsche akademien mede rondgereisd, en had onder de oogen van alle Nederlandsche filologen en orientalisten, het heilig kokoskoord losgemaakt en de heilige plankjes ontvouwd.

Toen dit niet baatte, had hij van de merkwaardigste bladzijden, of die hem toeschenen dit te zijn, een naauwkeurig en kunstig facsimile doen vervaardigen, en, onbekommerd om de handen vol geld, welke hij aan teekenaar en lithograaf, aan drukker en expediteur moest betalen, exemplaren met bijbehoorenden Latijnschen tekst, aan verschillende taalgeleerde autoriteiten in het buitenland doen toekomen.

[ocr errors]

De direkteur van de wetenschaplijke afdeeling der koninklijke lettergieterij te Parijs had hem geantwoord: „De karakters van uw handschrift komen met niet één der menigvuldige „lettersoorten overeen, waarmede ik uw facsimile heb kunnen „vergelijken. De taal is noch Hindostani, noch Perzisch, noch „Pali, noch Malabaarsch, noch Teloegoe, noch Maleoloe, noch „Goedjrati, noch Sanskriet, noch gekursiveerd Devanagari, ,,noch Bengali, noch Chineesch, noch Mandsjoe, noch Thibe„taansch, noch een der drie soorten van Japansch. Echter be„hooren de karakters blijkbaar tot de ideografische soort. Ook „zijn zij onder elkander geschreven, evenals het Chineesch. Is ,,het handschrift welligt uit Korea afkomstig? Tot heden geen „Koreesch alfabet hebbende kunnen magtig worden, kan ik ,,dit niet beslissen; maar ik zal een onderzoek doen instellen, „en, zoodra ik antwoord ontvang, de eer hebben u nader te „schrijven. Echter zal dit misschien zoo spoedig niet kunnen „gebeuren, want de karakters van het handschrift zijn in elk „geval zeer weinig bekend."

Van een abt en bibliothekaris bij het genootschap de Propaganda Fide, te Rome, ontving hij berigt, dat de rector der Propaganda, nota en facsimile in handen had gesteld van alle bekwaamste voormalige zendelingen der Societeit; maar dat geen hunner eene genoegzame kennis van het Chineesch be

zat, om adequatamente te kunnen uitmaken, welke de inhoud was van het manuskript.

David Bruce had teruggeschreven, dat dit antwoord hem niet voldeed; de karakters van zijn handschrift geenerlei overeenkomst met de Chinesche vertoonden, en het hem onder verbetering toescheen, dat de oplossing van het raadsel langs dezen weg niet te vinden was.

In een nader berigt uit Rome had men hem gelijk gegeven: „Inderdaad, uw handschrift is niet opgesteld in het Chineesch, „maar half in het Arabisch, half in het Grieksch, met cijfers „vermengd. De inhoud van het facsimile is onbeduidend. De ,,meeste woorden zijn geschreven met de negen eerste Arabi„sche cijfers, vermeerderd met de nul, en met de kapitale „letters van het alfabet der Grieken. Alleen blijft het mogelijk, „dat een Chineesch kabbalist de hand heeft gehad in de zamen„stelling van het geheel."

Een Weener geleerde had op dit alles de kroon gezet, door te schrijven: „Ik bezit eene verzameling Onze Vader's in drie,,honderd negen en zestig talen. Hoewel sommige talen ge,,schreven worden met dezelfde karakters; heerscht nogtans „onder deze eene groote verscheidenheid. Welnu, ik kan u ,,de verzekering geven, dat geen enkel mij bekend alfabet „Overeenkomst vertoont met het schrift van uw facsimile." Van dit oogenblik af was David Bruce een ander stelsel gaan volgen.

,,Daar niemand in staat is, mijn handschrift te ontcijferen langs de weg der stellige wetenschap," had hij tot zichzelven gezegd, ,,zal ik beproeven, dit te doen, met hehulp der konjekturale kritiek. Achtereenvolgens zal ik verschillende hypothesen aannemen en zien, door toepassing van welke daarvan ik kan geraken tot een voldoend resultaat."

Eene geheime stem fluisterde hem in, dat de taal van het handschrift noch tot den Mongoolschen, noch tot den IndoGermaanschen, maar tot den Semitischen stam behoorde, en er eigenlijk alleen gekozen kon worden tusschen het Koptisch en het Fenicisch.

De proeven met het Fenicisch vielen echter niet gunstig uit. De inhoud, overgebragt in dat idioom, bleef abracadabra. Beter ging het met het Koptisch. Wanneer gij in het oog houdt, zeide David Bruce tot zichzelven, dat er tot diep in de vierde eeuw onzer jaartelling eene bloeijende Koptische christenkerk bestaan heeft, dan moet gij het in hooge mate

« PreviousContinue »