Nederlandsche aesthetika: of Leer van 't schoon en den kunstsmaak, Volume 1

Front Cover
S. E. van Nooten, 1881 - Aesthetics - 368 pages
 

Other editions - View all

Common terms and phrases

Popular passages

Page 83 - s aardrijks vaste korst in ijzeren band geklemd, Waarop de spoortrein gonst, wedijvren met elkander; Zie langs zijn tweelingslijn dien feilen salamander, Vuur sist het uit zijn buik, die rammelt over de aard. Hij voert bevolkingen en legers in zijn staart, Metalen tenten, die op bliksemende wielen, Wat stand houdt, waar hij schreeuwt, verplettren en vernielen.
Page 83 - Een nieuwe loopkring is voor heel deze aard begonnen! Uit kool- en ijzermijn ontsprongen haar de bronnen van snelheid, macht en licht. Het helle koolvuurgaz vervangt de tinteling van 't maagdelijke was. Het zeegevaarte voelt zijn ingewanden leven, en roept geen drijfkracht meer van buiten, om te zweven. Ja meer! de vrije zee, waarin de stoomboot zwemt, en 's aardrijks vaste korst in ijzren band geklemd, waarop de spoortrein gonst, wedijvren...
Page 83 - t maagdelijke was; Het zeegevaarte voelt zijne ingewanden leven, En roept geen drijfkracht meer van buiten, om te zweven; Ja, meer: de vrije zee, waarin de stoomboot zwemt, En 's aardrijks vaste korst in ijzren band geklemd, Waarop de spoorweg gonst, wedijvren met elkander...
Page 127 - Welk mensch toch ware van nature zoo misdeeld, dat hij, met het oog zijner verbeelding, niet enkele toestanden, tooneelen, en wezens aanschouwd had, die zich in de werkelijkheid nooit voor hem vertoonden ? Die verbeelding verheft zich hoog boven de oppervlakte des alledaagschen levens. Zij heeft een gloed tot haren dienst, schitterender dan die der zon; geuren, zoeter dan de liefelijkste der lente; aard- en hemelgeesten staan haar ter zijde, elfen en toovergodinnen gehoorzamen aan hare wenken. Zij...
Page 30 - verhevens" en „schilderachtigs" vinden in het vlakke proza van een paar hollandsche bleekerijen, met haar rechtlijnig uitgespannen linnen , hare sloten en knotwilgen, die er den hoofdgrond van uitmaken, links door de bijbehoorende woningen, rechts door een klein, half in 't geboomte gedoken landhuis, begrensd; in het verschiet, dat door geen enkelen heuvel gebroken wordt, het uitzicht op de stad Haarlem , omgeven door den groenen krans harer...
Page 84 - Metalen tenten, die op bliksemende wielen, Wat stand houdt, waar hij schreeuwt, verplettren en vernielen. Hij runt, hij vliegt, hij rukt, verwaten en verwoed, Afgronden in 't gezicht en bergen te gemoet, Die wijken, of doorboord een open heirbaan laten. De steden naadren tot elkander; Volken, Staten Doorkruisen, mengen zich. Één zelfde stoomkrachtvaart Sleept heel ons menschdom voort, en effent heel onze aard...
Page 73 - Frühlings benagt dein Zahn, Die noch in der Knospe sich ducken; Dann klimmest du laubige Kronen hinan, Dem Vogel ins Nest zu gucken. Du lassest hören nicht einen Ton, Und doch es regt sich die ganze Kapelle gefiederter Musiker schon, Dir aufzuspielen zum Tanze. Dann spielest du froh zum herbstlichen Fest Mit Nüssen, Bücheln und Eicheln, Und lassest den letzten schmeichelnden West Den weichen Rücken dir streicheln. Die Blätter haften am Baum nicht fest, Den fallenden folgst du hernieder, Und...
Page 125 - t kunstgewrocht werkzame leven is nu echter alleen schoon, voor zoover het, aanschouwelijk en tastbaar, in harmonischen vorm zich uit. Door dien vorm wordt de ziellooze stof wat zij wezen moet, om bezielend tot ons te spreken, door ons zinnelijk oog weldadig op onzen geest te werken. Naar de grieksche kunst-legende werden teeken- en beeldhouwkunst te gelijkertijd geboren, maar zóó toch, dat gene vóór deze in't aanzijn trad.
Page 83 - Dan treedt zij, fier, naar buiten, in 't leven, en verlaat het stoffig boekvertrek voor ruimer dampkring en voor schittrender bestek, en streeft al verder van ontdekking tot ontdekking, tot telkens dieper kracht- en levenslust-verwekking, en richt verbonden met den Wereldhandel op, en voert de wonderen der Nijverheid ten top. Het menschdom spiegelt zich, betooverd, in de weelde, die vereenvoudiging der...
Page 73 - Pelzwerk hast Du um dich genommen gedoppelt. Dir sagt's der Geist, wie der Wind sich dreht, Du stopfest zuvor ihm die Klinzen, Und lauschest behaglich, wie's draußen weht, Du frohster verzauberter Prinzen! Mich faßt im Herbste, wie dich, ein Trieb Zu sammeln und einzutragen; Doch hab' ich, wie warm es im Nest mir blieb, Nicht dort dein freies Behagen.

Bibliographic information